Skip to content

Het Christendom is de religie van degenen die “Christenen” worden genoemd (Handelingen 11:26; 26:28; 1 Petr. 4:16). Een Christen is een volgeling van Jezus van Nazareth, die door degenen die in Hem geloven de Christus of de Messias wordt genoemd. Waarom zou iemand Christen moeten of willen zijn? Het antwoord op deze vraag is dat we verlossing van onze zonde nodig hebben. Om onze behoefte aan verlossing van de zonde te begrijpen, laten we eerst eens kijken wat het betekent om een mens te zijn die verantwoordelijk en aansprakelijk is tegenover God.

Alle mensen zijn meer dan fysieke wezens zoals dieren. We hebben iets in ons dat een “geest” of een “ziel” wordt genoemd, wat betekent dat we geestelijke wezens zijn (Hand. 7:59; 1 Kor. 2:11; 1 Thess. 5:23; Jak. 2:26) . In het begin schiep God alles (Gen. 1:1), maar Hij schiep de mens “naar Zijn beeld” (Gen. 1:26–27; Kol. 3:10; Jak. 3:9). Dit betekent dat God ons het vermogen heeft gegeven om te denken te redeneren en keuzes te maken. We hebben het vermogen om spirituele dingen te begrijpen en te geloven in een opperwezen dat we ‘God’ noemen. We zijn in staat goed van kwaad te onderscheiden, schuldgevoelens te voelen en de dingen te begrijpen die eerbaar en nobel zijn. We kunnen een gevoel van ontzag voelen als we mediteren over de grootheid van God. We zijn in staat om te aanbidden en overal in de wereld onder alle rassen en klassen van mensen is de drang om in aanbidding de hand te reiken naar een hoger universeel wezen. We zijn in staat om een beter leven te leiden in navolging van de volmaakte heiligheid van God (Mt. 5:48; Ef. 4:21-23; 1 Petr. 1:14-16).

Toen de apostel Paulus preekte in Athene, Griekenland, prees hij de Atheners, omdat ze “extreem religieus” waren (Handelingen 17:22). Ze hadden altaren en voorwerpen om veel verschillende goden te aanbidden. Om er zeker van te zijn dat ze geen goden zouden missen, hadden ze een altaar gebouwd “Voor een onbekende god” (Handelingen 17:23). Paulus vertelde de Atheners vervolgens over de enige echte God:

“De God die de wereld en alles wat daarin is, heeft gemaakt. Hij die de Heer is van hemel en aarde en niet woont in heiligdommen die door mensenhanden zijn gemaakt. Ook wordt Hij niet door mensenhanden gediend alsof hij iets nodig heeft, aangezien Hij zelf alles heeft en leven geeft. Van één voorouder liet Hij de hele aarde bewonen door alle naties, en Hij wees de tijden van hun bestaan toe en de grenzen van de plaatsen waar ze zouden leven. Zodat we, al hoewel Hij niet ver weg van ons is, naar God zouden zoeken en Hem vinden. Want ‘in Hem leven, bewegen en zijn wij'” (Handelingen 17:24-28).

Aangezien God onze schepper is, zijn wij aan hem verantwoording verschuldigd (Jesaja. 43:7; Openb. 4:11). Paulus vertelde de Atheners dat ze op een dag door God geoordeeld zouden worden: “God gebiedt alle mensen zich te bekeren, omdat Hij een dag heeft vastgesteld waarop Hij de wereld in gerechtigheid zal laten oordelen” (Handelingen 17:30-31). Aangezien God ons het vermogen heeft gegeven om te redeneren en goed van kwaad te onderscheiden, zijn we verantwoordelijk tegenover Hem. Paulus sprak ook over mensen die geen geschreven wet van God hadden; toch wisten ze “instinctief wat de wet vereist” (Romeinen 2:14). Omdat we kunnen weten dat God bestaat (Ps. 19:1-6; Rom. 1:19-20), en omdat we goed van kwaad kunnen onderscheiden en keuzes kunnen maken, moeten we rekenschap geven van onze gedachten, onze daden, en ons leven voor God (Handelingen 10:42; Rom. 2:16; 1 Kor. 4:5).

De trieste realiteit is dat alle mensen die volwassen zijn geworden en het verschil tussen goed en kwaad hebben leren kennen, hebben gezondigd. Zonde is alles wat in strijd is met de wil van God. Het is “wetteloosheid” (1 Joh. 3:4). “Alle kwaad doen is zonde” (1 Joh. 5:17). Goed en fout worden niet willekeurig door God bepaald. In plaats daarvan is alles wat op God lijkt goed en alles wat niet op God lijkt, is verkeerd en dus zondig. God is liefde, dus liefdeloos zijn is zondig (1 Joh. 4:8, 16). Vol zijn van eerlijkheid is juist, want God liegt nooit (Tit. 1:2). Er zijn veel lijsten van verschillende soorten zonde in het Nieuwe Testament die ons helpen begrijpen wat het inhoudt. In Romeinen schreef Paulus over zondaars:

“Ze zijn oneerlijk, ontrouw, hebzuchtig en gemeen geworden. Ze zitten vol jaloersheid, moord, ruzie, bedrog, sluwheid en wreedheid. Ze roddelen, liegen, beledigen God en scheppen op over zichzelf. Ze weten steeds wel weer wat slechts te bedenken. Ze zijn ongehoorzaam aan hun ouders. Ze zijn onverstandig, onbetrouwbaar, onvriendelijk, haatdragend en liefdeloos.” (Basis Bijbel Romeinen 1:29- 31).

Paulus somt ook enkele veelvoorkomende “werken van het vlees” ofwel zonden op: 

“Het is duidelijk wat verlangens van het ‘ik’ zijn: verkeerde dingen doen op het gebied van seks, er maar op los leven, afgoden aanbidden, toverij, haat, ruzie, jaloersheid, driftbuien, egoïsme, verdeeldheid, boosheid, moord, dronkenschap, wilde feesten en meer van dat soort dingen.”

(Basis Bijbel Gal. 5:19-21A). Paulus somt enkele voorbeelden op van mensen die na dit leven geen plaats in de hemel zullen beërven, tenzij ze zich bekeren en redding zoeken.

We kunnen anderen niet de schuld geven van onze zonde. We zondigen omdat we toegeven aan verleiding (Jak. 1:12-15). Hoewel Adam en Eva zonde in de wereld brachten, werden we nooit gedwongen om te zondigen. We hebben gezondigd, omdat we het voorbeeld van anderen volgden en omdat we wilden doen wat slecht is, maar even goed voelde voor onszelf. Dit is hoe de zonde zich heeft verspreid naar de hele mensheid (Romeinen 5:12). Net zoals iedereen die Christus volgt gered wordt, zo gaat ook iedereen die Adam heeft nagevolgd en hem op het pad van de zonde is gevolgd, verloren (Romeinen 5:15-21). Sommige mensen leren ten onrechte dat we een zondige natuur van Adam erven en dat we allemaal schuldig zijn aan zonde vanaf het moment dat we geboren worden. De Bijbel leert anders. Al hebben we een zondige menselijke natuur, we zijn pas schuldig aan de wet als we die kunnen bevatten. (Romeinen 2:12–13) Ieder mens is individueel verantwoordelijk voor God. Kinderen zullen niet veroordeeld worden als schuldig voor de zonde van hun ouders of voor de zonde van Adam. Evenzo zullen ouders niet door God worden veroordeeld voor de zonden van hun kinderen (Jer. 31:29-30; Ezech. 18:1-20). Ieder van ons is individueel verantwoording verschuldigd aan God.

Omdat we zondaars zijn en omdat God een heilige en volmaakte God is, zijn we van Hem gescheiden, er is afstand gekomen (Jes. 59:1-2). Adam en Eva werden uit de Hof van Eden gestuurd nadat ze hadden gezondigd (Gen. 3:1-24). Evenzo veroordeelt God ons als we schuldig zijn aan zonde. Iedereen is schuldig aan zonde voor God, zelfs religieuze mensen (Romeinen 3:9). “Er is niemand rechtvaardig, zelfs niet één”, dus ook geen door mensen benoemde ‘Heilige’ (Romeinen 3:10). “Allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” (Rom. 3:23; vgl. 1 Joh. 1:8-10). De prijs die we allemaal verdienen te betalen voor onze zonde is de dood: “Het loon van de zonde is de dood” (Rom. 6:23; vgl. Gal. 6:7-8). Hierin vinden we onze grote behoefte aan verlossing. We zijn verloren, omdat we zondaars zijn. We kunnen onszelf niet redden. We zijn hulpeloos (Romeinen 5:6). Als we heel hard ons best doen, zondigen we in de toekomst misschien wat minder, maar we zullen nog steeds zondigen. Bovendien kunnen we niet betalen voor de zonden die we al hebben begaan. We hebben dringend redding nodig. We hebben een redder nodig!

Back To Top